Pagina afbeelding

    close

    Meld je aan

    Alleen Ja telt

    Deze titel, die wordt gedragen door het zeer aan te raden boek (2018) van Liesbeth Kennes, geeft voor mij o.a. aan waar het in liefdevolle, passionele seksualiteit over zou moeten gaan. Een wederzijds, doorvoeld ‘JA!’. De sociaal-cultureel pedagoge roert een scala aan onderwerpen aan – onderbouwd met passende wetenschappelijke cijfers – om mythe na mythe te ontzenuwen: mythen met betrekking tot seksueel geweld. Nu verlies ik mijzelf vaak en graag in de cijfers maar deze keer wil ik mij bewust richten op wat mij raakt in het boek, naast de continue herkenning en innerlijke ‘ja!’s’ die ik steeds heb gevoeld. Ik wil er één aspect uit lichten, omdat ik denk dat het aan de basis staat van hoe we – helaas nog steeds – seksueel met elkaar omgaan, en dat dat ook maakt dat seksueel geweld zo makkelijk aanwezig en ongezien blijft. Bovendien is het voor mij de basis van het feit dat we onze kinderen niet goed voorlichten over de aspecten waar seksualiteit wérkelijk over gaat.

    Op pagina 153 beschrijft ze de oh-zo-essentiële verschuiving van de “er moet eerst een ‘nee-dit-wil-ik-niet’ zijn om het te laten”, naar de ‘ja-dat-vind-ik-heel-erg-lekker’ cultuur. Met een hogere frequentie dan ik zou willen beluister ik in mijn kamer dit bovenstaande probleem: ‘Ik moet expliciet nee-zeggen want anders is het logisch dat hij (zij) doorgaat’. Ik heb dat altijd zeer verwonderlijk gevonden, als mens en als psycholoog: je hebt elkaar toch lief omdat je elkaar liefhebt? Dus daar kan het toch niet gaan over het doorzetten van een eigen verlangen, ten koste van ongemak, niet-werkelijk-fijn-vinden of zelfs pijn van de ander? Niet is minder waar. Ik geef hieronder de stroom aan zinnen mee, die ik in de jaren heb gehoord, die me frapperen en aangeven dat we in onszelf en onze cultuur nog veel te doen hebben. Zolang dit in onszelf kan en mag voortbestaan, zullen we onze kinderen niets van waarde kunnen meegeven om het in hun generatie te voorkomen.

    “Hij zoende zo lekker! Maar tijdens het vrijen deed hij altijd één ding dat me verraste en ik niet lekker vond.” () “Oh dat deed hij iedere keer! Maar ik zei er niets over omdat hij zo boos kon worden, hè.”

    “Ja, van mij hoeft het niet altijd maar voor hem is het wel belangrijk dat hij ook naar binnen mag. Dus ja, dan doen we dat ook, want zo vervelend is het nou ook weer niet.”

    “Ze knuffelde de kat op een gegeven moment meer dan mij. Ik kon jaloers zijn op die kat.”

    “Ik stopte hem wel als het pijn deed en dan deed hij het even rustig aan. Dan ging het wel, dan deed het meestal geen zeer meer. Maar uiteindelijk ging het vaak steeds weer dieper.” () “Ik dacht dat het er bij hoorde, dat hij de relatie zou stoppen, als ik het niet deed.”

    “Hij sleurde me voor de spiegel, liet me naar mijn borsten kijken. Vind JIJ DIT mooi? Nou dan!” () “Dus daarna heb ik die prothesen genomen.”

    “Wat zal ik zeggen, ik kan toch kwalijk ‘nee’ blijven zeggen. Ik denk dan maar weer: is het weer gebeurd. Kan ik er weer een maand tegenaan.”

    “Hij wil minstens drie keer per dag seks. Ja, ook op de avond dat ik van ons tweede kind beviel en anderhalf uur daarna weer.” () “Soms zit hij al te wachten als ik thuiskom van mijn werk. Op de bank. Dus ik ga wel eens extra boodschappen doen om het even uit te stellen en hoop dan dat hij iets anders is gaan doen.”

    “Hij kan de hele dag zo chagrijnig doen en me afbekken. En dan ’s avonds in bed opeens seks willen. Ja, dat kan ik niet hoor!”

    De crux van dit soort zinnen is dat seksualiteit niet over wederkerige lust en liefde blijkt te mogen gaan. Geen affectie maar wel seks. Waarom mag dat in onszelf (en poetsen we dat vaak weg) en waarom mag dat in onze cultuur? Ik denk dat het fundamenteel is om dit te keren, anders wordt deze systematiek naadloos doorgegeven aan de volgende generatie (met alle seksueel geweld vandien).

    Ik wil eindigen met de man die in mijn kamer zat, partner van een vrouw die tot tweemaal toe slachtoffer werd van gangrape. Hij zat tegenover me en zei: “Weet u, soms houden we elkaar vast terwijl ze bij me op schoot zit. Dan ademen we alleen maar samen. En dan zijn we zo dichtbij elkaar.” () “Soms zie ik tijdens het vrijen dat ze er niet helemaal meer is. Dan stop ik. En vaak zegt ze dan: ‘ga maar door, hoor!’ maar dat kan ik niet, mevrouw. Dat wil ik niet. Snapt u?”

    En dan voel ik hoop. Het kan.