Pagina afbeelding

    close

    Meld je aan

    Woede

    Er staat een zin die me raakt: “Those who rage are incapable of recognizing their own deeds as evil and instead project everything evil onto the selected adversary”. De woorden zijn ingebed in de reflecties omtrent de lynchpartijen in Amerika. Wat bleek? De katoenprijs nam af en de lynchpartijen van de Afrikaanse-Amerikanen door de blanke Amerikanen namen toe (Tolney & Beck, 1990; Christian, 2014; Narvaez, 2014).

    Wat me raakt? Dat ook kleinere communicatie zo werkt. Als ik boos word, snap ik niets meer van de ander. En wat die projectie betreft? Laten we zo zeggen: mijn interpretaties, als ik boos ben, kunnen fraaier. Dat zegt veel over wat ik op de ander plak.

    Dus om beide kanten te blijven zien – of liever: vrije ruimte voor de ander te houden – vraagt dat boosheid of woede alleen gekoppeld wordt aan een situatie waarin dat werkelijk nodig is. Meestal is dat niet zo. Dat leidt tot oplopende ruzies of minstens onprettig gedoe. Bovendien zorgt dat er voor – wanneer ruzies of gedoe niet bij de kop worden gepakt – tot ingeslepen patronen (die meestal een herhaling zijn van veel oudere patronen).

    Goed. Dat weten we dan.

    Wat is handig in deze? Voor mij is dat o.a. het volgende: voelen wanneer ik alleen mezelf nog maar begrijp. Dan gaat het niet goed. Want – zoals Narvaez (2014) zo mooi aangeeft: “Moral space is created by the amount of free attention in both persons at the moment of encounter”. Uit eigen ervaring weet ik dat mijn vrije ruimte nogal onbeschikbaar is als ik boos ben. Zeg maar niet bestaand.

    Hmmm.

    Ik heb er maar een alarmpje op gezet, voor mezelf. Als ik mezelf niet 50% maar volledig begrijp en mijn gesprekspartner van 50% naar helemaal niet, wordt het de hoogste tijd voor een interne check. Welke lading komt mee? Die met het hier & nu niets van doen heeft? Want laten we duidelijk zijn: wanneer er geen vrije ruimte is, is er geen morele ruimte. Daarmee kan de ‘oplossing’ (die dat dus ook niet is) alleen maar eenzijdig zijn en nooit het goede voor beiden in zich hebben. Dat wil ik niet.

    In grote, boos- en verdrietigmakende historische gegevens, kan soms een lampje zitten om op jezelf te schijnen. Dat vind ik dan weer helpend.